Genetics Terminology

Heterozygote

• 2 verschillende allelen in een chromosomenpaar (1 gen per chromosoom)

• 2 identieke allelen in een chromosomenpaar (1 gen per chromosoom)

• Een enkel allel in een chromosomenpaar (1 gen per chromosoom)

• Geen allelen in een chromosomenpaar (1 gen per chromosoom)

Homozygote

• 2x dezelfde allel in 1 chromosomenpaar

• 1x verschillende allelen in 1 chromosomenpaar

• 2x verschillende allelen in 1 chromosomenpaar

• 1x dezelfde allel in 2 chromosomenparen

Fenotype

• De erfelijke informatie die een organisme bezit.

• De variatie van genen die niet zichtbaar is.

• Welke variatie van gen zichtbaar wordt, dit wordt bepaald door de dominante of recessieve kenmerken van de allellen.

• De totale som van alle genen in een organisme.

Recessief

• Een eigenschap die recessief is, is alleen zichtbaar wanneer die eigenschap van beide ouders is overgeërfd.

• Een recessieve eigenschap kan altijd zichtbaar zijn, ongeacht de ouders.

• Recessieve eigenschappen zijn altijd dominant over andere eigenschappen.

• Recessieve eigenschappen worden nooit overgeërfd.

Genotype

• de combinatie van allelen (homozygote of heterozygote)

• de fysieke kenmerken van een organisme

• de omgevingseffecten op een organisme

• de totale genetische informatie van een soort

Dominant

• Een eigenschap is dominant wanneer hij van beide ouders is overgeërfd.

• Een eigenschap is dominant wanneer hij slechts van één ouder is overgeërfd en toch het fenotype bepaald.

• Een eigenschap is dominant wanneer hij alleen in homozygote toestand tot uiting komt.

• Een eigenschap is dominant wanneer hij altijd zichtbaar is in het fenotype.

Allel

• Een type chromosoom

• Een soort eiwit

• Verschillende variaties van een gen

• Een celtype