Grammatica groep 8

Beroepen

1.De eigenaar is de baas van de winkel. Hij is de....

• de apotheker

• de winkelier

• de monteur

Beroepen

2.Iemand die zieke mensen verzorgt in het ziekenhuis is een...

• de kelner

• de slager

• de verpleegster

Beroepen

3.Wanneer ik ziek ben, ga ik naar de...

• de ober

• de dokter

• de kapper

Beroepen

4.Mijn kraan van de keuken is kapot. Ik moet de.... contacten om het te repareren.

• de kapitein

• de boer

• de loodgieter

Beroepen

5.De voetbalwedstrijd wordt door de...... gestopt.

• de directeur

• de scheidsrechter

• de postbode

tegenstellingen

6.Mijn kamer is donker,maar van mijn zus is.....

• licht

• groen

• zwaar

tegenstellingen

7.Ik heb weer pech. Mijn vader heeft altijd.....

• problemen

• geluk

• straf

tegenstellingen

8.De vloer is niet netjes, maar....

• nat

• droog

• slordig

tegenstellingen

9.Deze film is zo saai, maar die film is.....

• leuk

• lang

• grappig

tegenstellingen

10.Niet jong, maar...

• spannend

• nieuw

• oud