¿Ser, estar o hay?

Wanneer gebruik je ser?

Answer explanation

Ser gebruik je bij:

- Eigenschap

- Beroep

-Nationaliteit, afkomst

- Eigendom

- Materiaal

- Tijd en datum

Het zijn blijvende toestanden.

Wanneer gebruik je estar?

Answer explanation

Estar gebruik je bij:

- Gevoelens

- Gezondheid

- Toestand

- Zich bevinden

- Bij bepaalde lidwoorden

Het zijn tijdelijke toestanden.

Wanneer gebruik je hay?

Answer explanation

Hay gebruik je bij:

- Er is, er zijn

- Zich bevinden

- Onbepaalde lidwoorden

Kies uit: ser, estar, hay:

Mi padre _________ en la cocina.

Answer explanation

Het gaat in deze zin om zich bevinden, dus estar.

Kies uit: ser, estar, hay:

El postre _____________________ muy rico.

Answer explanation

Het is een beschrijving van eigenschap, dus ser.

Kies uit: ser, estar, hay:

¿ ______ algunas zanahorias en el frigorífico?

Answer explanation

Gaat om zich bevinden met onbepaald lidwoord, dus hay.

Kies uit: ser, estar, hay:

¿Dónde _____ las cebollas, las patatas y las pera?

Answer explanation

Het gaat om zich bevinden met bepaalde lidwoorden en er is spreake van meervoud, dus estar.

Kies uit: ser, estar, hay:

La tarta y el guacamole _______ sabrosos y frescos.

Answer explanation

Het gaat om een eigenschap, dus ser

Kies uit: ser, estar, hay:

En casa ______ muchas verduras.

Answer explanation

Er is, er zijn en onbepaald lidwoord, dus hay.