Persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoord

Benoem het bez.vnw

Mijn oma breit nog steeds wollen sokken voor haar kleinkinderen.

• wollen

• breit

• mijn

• haar

Benoem het bez.vnw

Wist je dat Frankrijk al jaren onze favoriete vakantiebestemming is?

• je

• onze

• al jaren

• vakantiebestemming

Benoem het pers.vnw

Wist je dat Frankrijk al jaren onze favoriete vakantiebestemming is?

• onze

• Frankrijk

• je

• vakantiebestemming

Sam koopt voor ... een cadeautje.

• hen

• hun

Met kerst hoop ik ... weer te zien.

• hen

• hun

Vanwege ... inzet worden de goede cijfers ... echt wel gegund.

• hen hen

• hun hun

• hen hun

• hun hen

Wat zijn de per.vnw in de zin?

Jij kent Hans wel, maar hebben jouw ouders hem ooit gezien?

• jij

• Hans

• jouw

• hem

Kies de pers.vnw

Dit kunstwerk was van zijn zoon, maar hij heeft het vernield.

• dit

• zijn

• hij

• het

Wat zijn de bez.vnw in de zin?

Jij kent Hans wel, maar hebben jouw ouders hem ooit gezien?

• jouw

• jij

• Hans

• hem

Kies de bez.vnw

Dit kunstwerk was van zijn zoon, maar hij heeft het vernield

• dit

• zijn

• hij

• het