Nederlands - La phrase complexe

Nederlands - La phrase complexe

6th - 12th Grade

8 Qs

quiz-placeholder

Similar activities

Meewerkend Voorwerp

Meewerkend Voorwerp

KG - University

10 Qs

VTT : over vorige activiteiten vertellen

VTT : over vorige activiteiten vertellen

7th Grade

10 Qs

Nederlands in actie H7  - 14

Nederlands in actie H7 - 14

12th Grade

10 Qs

Er - Oefening De Finale - 47 - bladzijde 277

Er - Oefening De Finale - 47 - bladzijde 277

10th Grade - University

10 Qs

Ned. op niveau H1 - Kies een woord

Ned. op niveau H1 - Kies een woord

3rd Grade - University

10 Qs

Examenidioom chapitre 1

Examenidioom chapitre 1

8th Grade - University

10 Qs

Avoir (présent)

Avoir (présent)

KG - Professional Development

10 Qs

OKAN Geel - Taalrecht 1.2. Thema 2 (2)

OKAN Geel - Taalrecht 1.2. Thema 2 (2)

KG - 10th Grade

10 Qs

Nederlands - La phrase complexe

Nederlands - La phrase complexe

Assessment

Quiz

World Languages

6th - 12th Grade

Hard

Created by

Aurore Füzfa

Used 4+ times

FREE Resource

8 questions

Show all answers

1.

MULTIPLE SELECT QUESTION

45 sec • 1 pt

Choisis la bonne réponse :

Ik ga naar de academie

omdat ik wil piano leren spelen.

omdat ik piano wil leren spelen

omdat wil ik piano leren spelen.

omdat ik piano leren wil spelen

2.

MULTIPLE SELECT QUESTION

45 sec • 1 pt

Choisis la bonne réponse :

Hij zegt dat...

morgen zie ik mijn vrienden terug

zie ik morgen mijn vrienden terug

ik morgen mijn vrienden terugzie

ik mijn vrienden morgen terugzie

3.

MULTIPLE SELECT QUESTION

45 sec • 1 pt

Relie les deux phrases avec le mot entre parenthèses. (Attention, certains mots sont des conjonctions de coordination et d'autres, des conjonctions de subordination…)


De baby is 51 cm. Hij weegt 3,9 kg. (en)

De baby is 51 cm en hij weegt 3,9 kg.

De baby is 51 cm en weegt hij 3,9 kg.

De baby is 51 cm en hij 3,9 kg weegt.

4.

MULTIPLE SELECT QUESTION

45 sec • 1 pt

Relie les deux phrases avec le mot entre parenthèses. (Attention, certains mots sont des conjonctions de coordination et d'autres, des conjonctions de subordination…)


Ik weet het zeker. Hij is verliefd op jou. (dat)

Ik weet het zeker dat hij is verliefd op jou.

Ik weet het zeker dat is hij verliefd op jou.

Ik weet het zeker dat hij verliefd op jou is.

5.

MULTIPLE SELECT QUESTION

45 sec • 1 pt

Relie les deux phrases avec le mot entre parenthèses. (Attention, certains mots sont des conjonctions de coordination et d'autres, des conjonctions de subordination…)


Ze komt later. Ze moet eerst nog werken. (want)

Ze komt later, want ze moet eerst nog werken.

Ze komt later want ze eerst nog moet werken.

Ze komt later want moet ze eerst nog werken.

6.

MULTIPLE SELECT QUESTION

45 sec • 1 pt

Relie les deux phrases avec le mot entre parenthèses. (Attention, certains mots sont des conjonctions de coordination et d'autres, des conjonctions de subordination…)


Hij was 5 jaar oud. Zijn ouders scheidden. (toen)

Hij was 5 jaar oud toen zijn ouders scheidden.

Hij was 5 jaar oud toen scheidden zijn ouders.

Hij was 5 jaar oud toen ouders zijn scheidden.

7.

MULTIPLE SELECT QUESTION

45 sec • 1 pt

Choisis la bonne réponse :

Hij zegt dat... (Il dit que...)

de school zou later moeten beginnen.

de school later zou moeten beginnen

zou de school later moeten beginnen

later zou de school moeten beginnen

8.

MULTIPLE SELECT QUESTION

45 sec • 1 pt

Choisis la bonne réponse :

Hij zegt dat... (Il dit que...)

ik heb geen tijd gehad om mijn les te leren.

heb ik geen tijd gehad om mijn les te leren.

ik geen tijd gehad om mijn les te leren heb.

ik geen tijd heb gehad om mijn les te leren.