Bijvoegelijke naamwoorden

Bijvoegelijke naamwoorden zeggen iets over:

• werkwoorden

• lidwoorden

• zelfstandige naamwoorden

• hulpwoorden

Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak voor een...

• lidwoord

• zelfstandig naamwoord

• werkwoord

De wilde hond rent in het rond

Het bijvoeglijke naamwoord is:

• hond

• de

• rond

• wilde

De slimme leerling haalt een 10 voor taal

Het bijvoeglijke naamwoord is:

• slimme

• haalt

• een

• leerling

De snelle jongen pakt het lelijke boek

De bijvoeglijke naamwoorden zijn:

• de & het

• jongen & boek

• pakt & boek

• snelle & lelijke

De langzame slak komt niet vooruit

Het bijvoeglijke naamwoord is:

• slak

• langzame

• komt

• vooruit

De rode auto rijdt langs een snel meisje

De bijvoeglijke naamwoorden zijn:

• rode & meisje

• rode & snel

• rode & het

• rode & rijdt

Ik beantwoord een moeilijke vraag

Het bijvoeglijke naamwoord is:

• beantwoord

• ik

• vraag

• moeilijke

Ik ga naar huis

Het bijvoeglijke naamwoord is:

• huis

• ik

• ga

• Er staat geen bijvoeglijk naamwoord in deze zin