Schooltaalwoorden

Hij ............................. de films volgens genre.

• categoriseerde

• proportioneerde

De leerkracht ..................... over het onderwerp.

• weidde uit

• bemiddelde

Door een .................... probleem in het bedrijf werd de bestelling niet op tijd geleverd.

• relatief

• intern

Het ................... stripalbum werd voor 2000 euro geveild.

• absolute

• authentieke

De chauffeur reageerde .............. op het wangedrag van de passagier.

• adequaat

• zorgvuldig

Ik wil mijn kabels ......., zodat er geen discussie kan ontstaan van wie een bepaalde kabel is.

• labelen

• ordenen

Een perfect ....... voor paneermeel is een fijngestampte beschuit.

• alternatief

• middel

Ik heb de ............ morgen weer naar huis te gaan.

• intentie

• intensiteit

Jij bent ............. groot genoeg om je eigen verantwoordelijkheid te dragen.

• tenslotte

• ten slotte

Om uitstel voor je toets te krijgen, moet je je ........... tot de directie.

• wentelen

• wenden