Nieuw Nederlands - Werkwoordspelling - Persoonsvorm

Nieuw Nederlands - Werkwoordspelling - Persoonsvorm

4th Grade

8 Qs

quiz-placeholder

Similar activities

Flipping the classroom

Flipping the classroom

1st - 10th Grade

9 Qs

Bedrijvende en lijdende vorm

Bedrijvende en lijdende vorm

KG - University

10 Qs

Het onderwerp en de persoonsvorm

Het onderwerp en de persoonsvorm

1st - 5th Grade

10 Qs

2F Spelling oktober week 1

2F Spelling oktober week 1

KG - Professional Development

10 Qs

2F Spelling november week 3

2F Spelling november week 3

KG - Professional Development

10 Qs

4.4 Als er geen werk is

4.4 Als er geen werk is

4th Grade

10 Qs

Naamwoordelijk gezegde - Deel 1

Naamwoordelijk gezegde - Deel 1

4th Grade

10 Qs

Tegenwoordige Tijd

Tegenwoordige Tijd

1st - 5th Grade

7 Qs

Nieuw Nederlands - Werkwoordspelling - Persoonsvorm

Nieuw Nederlands - Werkwoordspelling - Persoonsvorm

Assessment

Quiz

Other

4th Grade

Hard

Created by

Bert Jan Venema

Used 46+ times

FREE Resource

8 questions

Show all answers

1.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

45 sec • 1 pt

Noteer de persoonsvorm in tegenwoordige tijd:


Als je je klanten zo slecht … (behandelen), … (behouden) je ze niet; het is nodig dat je een betere service … (bieden).

behandeld, behoudt, bied

behandelt, behoud, biedt

behandelt, behoudt, biedt

behandeld, behoudt, biedt

2.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Noteer de persoonsvorm in tegenwoordige tijd:


Bij de grensovergang … (controleren) een militair elke auto die … (passeren).

controleert, passeert

controleerd, passeerd

controleert, passeerd

controleerd, passeert

3.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:


Waarom … (vinden) je zusje die Justin zo geweldig?

vind

vindt

vond

vondt

4.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

45 sec • 1 pt

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd:


… (worden) je later echt leraar, of is er een kans dat je nog van mening … (veranderen)?

Wordt, veranderd

Word, verandert

Wordt, verandert

Word, veranderd

5.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd:


Het journaal … (melden) dat het regengebied zich snel … (uitbreiden) over heel Nederland.

meldt, uitbreidt

meldde, uitbreide

meldde, uitbreidde

melde, uitbreidde

6.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Noteer de persoonsvorm in verleden tijd:


Op het industrieterrein … (woeden) een enorme brand die twee fabrieken in de as … (leggen) en ook enkele kantoorpanden … (verwoesten).

woedde, legde, verwoestte

woede, legde, verwoestte

woedde, legte, verwoesde

woedde, legde, verwoeste

7.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Noteer de persoonsvorm in verleden tijd:


Toen we in de tuin … (barbecueën), … (verbranden) alle chorizoworstjes, doordat Jurgen niet goed … (opletten).

barbecueden, verbrandden, oplette.

barbecuedden, verbranden, oplette

barbecueten, verbranden, opletde

barbecueden, verbrandden, opletde

8.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Noteer de persoonsvorm in verleden tijd:


Doordat de producent dagelijks enkele uren … (blowen), … (casten) hij precies de verkeerde spelers voor de hoofdrollen van de film.

blowde, castte

blowdde, castte

blowde, caste

blowdde, caste