Biologie 1.1 Je binnenste

Wat is een torso?

• een nagemaakt, plastic lichaam
• een nagemaakt, stenen lichaam
• een nagemaakt, papieren lichaam
• een lichaam

De delen van het lichaam zitten

• niet in de torso
• los in de torso
• vast in de torso
• op de torso

Deze delen van het lichaam heten

• orgaan
• lichaamsdelen
• organen
• geen idee

Een orgaan is een deel van je lichaam

• zonder taak
• met een eigen taak
• met een samenwerkingstaak
• en dat is het dan

De taak van je hart is het bloed

• uit het lichaam pompen
• op het lichaam pompen
• in het lichaam pompen
• door het lichaam pompen

Je eten wordt verteerd in (goede volgorde)

• je mond, je maag, je slokdarm, je darmen
• je mond, je maag, je darmen, je slokdarm
• je slokdarm, je maag, je mond, je darmen
• je mond, je slokdarm, je maag, je darmen

Het kleiner maken van eten heet

• verering
• vertering
• verzwering
• versmering

Deze organen zijn bezig met je ademhaling

• je hart, je longen, je luchtpijp, je neus
• je neus, je mond, je slokdarm, je luchtpijp
• je neus, je mond, je luchtpijp, je longen
• je neus, je mond, je luchtpijp, je hart

Bij het uitademen gaat de lucht

• niet terug
• een andere weg terug
• dezelfde weg terug
• verder

Bij het ademhalingsstelsel horen

• de slokdarm en de luchtpijp
• de maag en de longen
• de longen en de slokdarm
• de longen en de luchtpijp