Hoofdstuk 4 begrippen (2 havo)

constitutionele monarchie

• Een systeem waarin de koning absolute macht heeft.

• Een koninkrijk zonder grondwet.

• Een koninkrijk met een grondwet waarin de koning nog maar weinig te zeggen heeft.

• Een republiek met een gekozen president.

trias politica

• Een politiek systeem waarin de uitvoerende macht de wetgevende macht controleert.

• Een politiek systeem, bedacht door de filosoof Montesquieu, waarin drie machten worden onderscheiden: de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht. De drie machten moeten gescheiden blijven.

• Een systeem waarbij de rechtsprekende macht de uitvoerende macht aanstelt.

• Een politiek systeem dat alleen in monarchieën wordt toegepast.

Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger

• Een verklaring die tijdens de Franse Revolutie is opgesteld en waarin de grondrechten van de mens zijn verwerkt.

• Een document dat de rechten van kinderen beschrijft.

• Een verklaring die de rechten van dieren behandelt.

• Een wet die de economische rechten van burgers vastlegt.

gematigden

• Mensen die na afloop van de Franse Revolutie tevreden waren over wat er bereikt was. Vaak rijkere burgers die stemrecht en invloed hadden gekregen.

• Mensen die tegen de Franse Revolutie waren en de monarchie wilden herstellen.

• Mensen die de radicale veranderingen van de Franse Revolutie steunden en voor gelijkheid vochten.

• Mensen die zich niet betrokken voelden bij de politieke veranderingen en apathisch waren.

Nationale Vergadering

• Het parlement van Frankrijk tijdens de Franse Revolutie dat de standenmaatschappij afschafte en dat de eerste grondwet opstelde waarin de macht van de koning werd beperkt.

• Een vergadering van de Franse aristocratie die de privileges van de adel verdedigde.

• Een groep revolutionaire leiders die de monarchie in Frankrijk herstelde.

• Een parlementaire instelling die alleen bestond uit vertegenwoordigers van de boeren.

Franse Revolutie

• De gewelddadige omverwerping van het oude bestuur in Frankrijk.

• Een vreedzame overgang naar een democratisch systeem.

• De oprichting van de Franse monarchie.

• De ontdekking van nieuwe handelsroutes.

standenmaatschappij

• Samenleving die verdeeld is in sociale lagen, waarbij sommige standen veel meer rechten hebben dan andere standen.

• Een samenleving waarin iedereen gelijke rechten heeft en er geen sociale lagen zijn.

• Een systeem waarin de overheid alle macht heeft en de burgers geen rechten hebben.

• Een gemeenschap die gebaseerd is op economische gelijkheid en samenwerking.

radicalen

• Mensen die na afloop van de Franse Revolutie ontevreden waren over wat er bereikt was. Vaak armere burgers die niet mochten stemmen.

• Rijke aristocraten die de macht wilden behouden na de revolutie.

• Intellectuelen die de revolutie steunden en de nieuwe regering hielpen.

• Boeren die profiteerden van de veranderingen in het land tijdens de revolutie.

grondwet

• Een wet waarin wordt vastgelegd hoe het bestuur van een land is geregeld en waarin de grondrechten van de burgers zijn opgenomen.

• Een document dat de geschiedenis van een land beschrijft.

• Een richtlijn voor het onderwijs in een land.

• Een verklaring van de rechten van de mens.

absolutisme

• Een regeringsvorm waarbij de macht is verdeeld over verschillende instellingen.

• Een manier van regeren waarbij de vorst alle macht in handen heeft omdat God hem al die macht gegeven zou hebben.

• Een systeem waarin de burgers directe invloed hebben op de wetgeving.

• Een vorm van democratie waarbij de meerderheid beslist.