Nederlands op niveau - H1-H5 grammatica

Met de conjuncties ... combineer je twee hoofdzinnen. Met de conjuncties ... een hoofdzin en een bijzin.

Groups:

(a) Twee hoofdzinnen met

,

(b) Hoofdzin en bijzin met

• dus

• maar

• als

• zodat

• en

• wanneer

• want

• of

• omdat

• daar

Wat hoort bij wat? Actieve vorm

• geeft

• imperfectum

• heeft gegeven

• presens

• gaf

• perfectum

• had gegeven

• plusquamperfectum

Wat hoort bij wat? Passieve vorm.

• was gegeven

• perfectum

• is gegeven

• imperfectum

• wordt gegeven

• presens

• werd gegeven

• plusquamperfectum

Modale werkwoorden zijn:​ (a)   ​ (b)   ​ (c)   ​ (d)   ​ (e)  

• kunnen
• zullen
• moeten
• mogen
• willen
• worden
• zijn
• hebben
• gaan

Een herinnering aan een belofte maken we met: ​ (a)   .of​ (b)   ​ en (c)  

• zou
• zouden
• toch
• zullen
• maar

Als een werkwoord in de bijzin een prepositie bij zich heeft, gebruik je​ (a)   voor ​ (b)  

• waar + prepositie
• zaken
• die of dat
• zinnen

Het ... gebruik je bij een sequentie van opeenvolgende zinnen.

Het .... gebruik je in zinnen die informatie geven en die een relatie aangeven met het heden.