TC B1 thema 1 - verleden tijd onregelmatige werkwoorden

Schrijf de verleden tijd op van het werkwoord.

De hond graaft een gat.

Tijdens het koken ontstaat een lekkere geur.

De sporter gaat de uitdaging aan om zijn beste tijd te verbeteren.

De kinderen krijgen tijdens de schoolreis heimwee naar hun ouders.

De scheidsrechter fluit de voetbalwedstrijd.

Mark en Thomas lopen elke dag hard om te oefenen voor de marathon.

Ik vervang mijn oude telefoon voor een nieuw model.

De verkoper geeft de fout van de winkel toe.

De medewerkers komen de afspraken uit het contract niet na.

Wij fluiten een liedje tijdens het werk.