6.4 Burgers en stoommachines

Wat veranderde er met de uitvinding van de stoommachine?

• Mensen gingen thuiswerken.

• mensen konden zich sneller verplaatsen.

• Producten werden veel sneller gemaakt.

• Fabrieken werden niet meer gebruikt.

Waarom woonden al deze mensen in een kleine ruimte?

• Dat was lekker warm en mensen vonden het gezellig.

• Er was weinig woonruimte in de buurt van de fabriek en de arbeiders hadden niet veel geld.

• De directeuren van de fabrieken stopten de mensen in kleine huizen zodat ze zelf in grote huizen konden wonen.

Waarom raakte een herbergier in de 19e eeuw klanten kwijt?

• Door de uitvinding van de stoomtrein reisden veel mensen in 1 dag naar de plaats van bestemming. Onderweg overnachten hoefde niet meer.

• In een herberg sliepen veel mensen op 1 kamer. Dat was niet hygiënisch en werd verboden.

• De mensen sliepen tijden hun reis liever in de postkoets.

Hier zie je een thuiswever. Hoe zag zijn leven eruit?

• Hij woonde in de stqd. Elke dag stond hij vroeg op om eten te kopen en om aan het werk te gaan.

• Hij woonde op het platteland. Elke dag ging hij naar de stad om wol te kopen voor zijn weefgetouw.

• Hij woonde op het platteland. De wol kwam van de schapen van het eigen land. Hij verkocht zijn spullen in de stad.

Waaruit blijkt dat veel mensen in de tijd van burgers en stoommachines heel arm waren?

• Zelfs kinderen moesten werken om voldoende geld voor eten te verdienen.

• Kinderen jonger dan 12 hadden vaak honger en kregen op school eten.

• Veel kinderen werkten op het platteland en kregen in ruil daarvoor eten mee naar huis.

Wanneer gingen alle kinderen in Nederland naar school?

• Vanaf het kinderwetje van Van Houten.

• Als ouders dat belangrijk vonden.

• Vanaf de leerplichtwet van 1901.

Wie streed voor vrouwenkiesrecht?

• 
• 
• 
• 

Wie schreef over het uitbuiten van de bevolking van Nederlands-Indië door Nederlanders?

• 
• 
• 
• 

Lees de zinnen. Wat is een voorbeeld van ongelijkheid in de 19e eeuw?

• Dieren op het platteland moesten werken, dieren in de stad niet.

• De koning had veel macht, het volk niet.

• Sommige steden hadden al wel een tram, andere steden nog niet.

Waar maakten het kinderwetje van Van Houten en de leerplichtwet een einde aan?

• De slechte woningen van arbeidersgezinnen.

• kinderarbeid

• Ongelijkheid tussen mannen en vrouwen.