werkwoordspelling - stavaza

Martijn __________ (houden) van zingen.

(tegenwoordige tijd)

• houd

• hield

• houdde

• houdt

Julia __________ de hond van de buren _________ (knuffelen).

(voltooid verleden tijd)

• knuffelde

• had geknuffeld

• heeft geknuffeld

• heeft geknuffelt

Thijs __________ de planten.

(onvoltooid verleden tijd)

• watert

• waterde

• waterdde

• watterde

Wat is de stam van het werkwoord 'verven'?

• verf

• verv

______________ (worden) je later politieagent, Elena?

(tegenwoordige tijd)

• wordt

• Word

• Wordt

• word

Kasper _________ (willen) graag helpen bij het opruimen van de klas.

(tegenwoordige tijd)

• wil

• wilde

• wilt

• wou

Sana en Tom hebben alle bestanden _________ (deleten).

• gedeleted

• gedelet

• gedeletet

• gedeletetet

Jeffrey ________ de haag ________ (scheren).

(onvoltooid tegenwoordige tijd)

• heeft geschoren

• had geschoren

• heeft gescheerd

• had gescheerd