Duits werkwoorden vervoegen

Was stimmt? (wat is correct)

ik speel is in het duits:

• ich spiele

• du spielst

• wir spielen

• ihr spielt

Was stimmt? (wat is correct)

jullie wonen is in het duits:

• du wohnst

• wir wonen

• ihr wohnt

• ihr wohnen

Was stimmt? (wat is correct)

hij heeft is in het duits

• sie hatt

• es hatte

• er haben

• er hat

Was stimmt? (wat is correct)

ik ben is in het duits

• du bist

• er ist

• ich bin

• wir sind

Was stimmt? (wat is correct)

jij reist (reisen)

• du reisst

• du reist

Was stimmt? (wat is correct)

jij zit (sitzen)

• du sitzt

• du sitzst

Was stimmt? (wat is correct)

jij heet (heiBen)

• du heiBst

• du heiBt

Schrijf de juiste vertaling:

ik speel (spielen)

Schrijf de juiste vertaling:

we spelen (spielen)

Schrijf de juiste vertaling:

jij speelt (spielen)