Begrijpend Lezen: Kriebelbeestjes

Er was eens een meneer, die deed een proefje.

Hij nam een bloempot met aarde en wormen erin.

Die zette hij op zijn piano. Hij speelde een stukje.

Je gelooft het niet, alle wormen kwamen omhoog.

Wat deed de man allemaal in de bloempot?

• aarde

• water

• wormen

• zaadjes

Wormen willen geen zon en geen licht.

Ze gaan er dood van.

Daarom zie je ze overdag niet vaak.

De worm heeft geen ogen.

Maar toch ziet hij licht en donker.

Wat willen regenwormen niet?

• geen bed

• geen drinken

• geen eten

• geen licht

• geen zon

De regenworm zit het liefst lekker in de grond.

Hij prikt niet, bijt niet en stinkt niet.

Hij zit het liefst in de grond.

Daar kruipt, graaft en eet hij.

Wat doet de regenworm onder de grond?

• Hij eet.

• Hij fietst.

• Hij graaft.

• Hij kruipt.

• Hij speelt tennis.

Weet je ergens een kelder?

Daar zitten vaak pissebedden.

Maar ook onder een steen of onder een stuk schors.

Gezellig bij elkaar.

Als het donker is, scharrelen ze rond.

Dan is het tijd om te eten.

Waar zie je vaak pissebedden?

• in de diepvries

• in de kelder

• in de keukenkast

• onder een steen

• onder een stuk schors

Een pissebed heeft een gekke familie.

Raad eens wie zijn familie is?

Dat zijn de garnaal, de krab en de kreeft.

De pissebed is een kreeftje. Heel vroeger leefde hij in de zee. Bij zijn familie dus.

Wie is er allemaal familie van de pissebed?

• de garnaal

• de inktvis

• de krab

• de kreeft

• de kwal

Een langpootmug heeft zes poten.

Ze zijn lang, dun en breken snel af.

Missen wij een been, dan nemen we een wandelstok of een rolstoel.

De langpootmug niet.

Als haar poot afbreekt, vliegt ze vrolijk door.

Die poot groeit niet meer aan.

Hoeveel poten heeft de langpootmug?

• twee

• vier

• zes

• acht

Sprinkhaan ziet in de berm een dopje van een eikel liggen.

"Hier!" zegt hij.

"Zet dit maar op!

Een leuk hoedje!

Ook dieren houden van leuke dingen!"

Waarvoor gebruikt Sprinkhaan het dopje van een eikel?

• Hij gebruikt het als drinkbeker.

• Hij gebruikt het als emmer.

• Hij gebruikt het als hoed.

"Ik ben dom, dik en donker", zucht Kever.

"Niemand ziet mij graag.

Niemand wordt op mij verliefd."

En hij wordt nog wat donkerder dan hij al is.

Wat vindt Kever van zichzelf?

• Hij vindt zichzelf dom, dik en donker.

• Hij vindt zichzelf slim, dik en blauw.

• Hij vindt zichzelf slim, dik en donker.

Somber kruipt Kever verder door het bos.

Tot hij weer aan het zandpad komt.

Hij gaat in de rand zitten.

Zijn schildjes glimmen niet meer.

Ze zitten wat onder het stof.

En er zit een deuk in.

Waarom glimmen zijn schildjes niet meer?

• Hij heeft een jas aangetrokken.

• Hij heeft een trui aan.

• Ze zijn afgebroken.

• Ze zitten onder het stof.

Kever is er een hele poos mee bezig.

Takje na takje bouwt hij een toren.

En bovenaan legt hij een groot blad van een eik.

Kever gaat erop zitten.

Hij is nu wel wat moe.

Waarvan is Kever zo moe?

• door de verre wandeling naar de eik

• door het bouwen van de toren

• door het plukken van takken

• door het vliegen naar de toren