In de winkel

• Ik rijd met de kat

• Ik rijd met de auto

• Ik rijd met de kar

• Ik betaal met de kaart

• Ik betaal met cash

• Ik betaal met centen

• Ik betaal met cashgeld

• Ik betaal met kaas

• Ik betaal met de bankkaart

• Het is druk in de winkel

• Het is kalm in de winkel

• Het is donker in de winkel

Wat vraagt de oude vrouw?

• Waar is het fruit?

• Waar is mijn auto?

• Waar is mijn huis?

Ik ga pannenkoeken maken.

Wat heb ik nodig?

• eieren, water en bloem

• bloem, melk en bloemen

• bloem, melk en eieren

• De mevrouw rechts heeft een blauwe bloes

• De mevrouw rechts heeft een roze bloes

• De mevrouw rechts heeft een groene bloes

Welke vormen zie je hier?

Wat zeg je als je weg gaat uit de winkel?

Wat zie je?

• fruit

• groenten

• groenten en fruit