Test paragraaf 7.1 en 7.2 HV3

Wat wordt er bedoeld met menselijk kapitaal?

• De loonkosten van medewerkers opgeteld.

• Opleidingen en vaardigheden van personeel.

• Het personeel dat machines bedient.

• Personeel met een hoge productiviteit.

Wat is GEEN voorbeeld van ruilen over de tijd?

• Niet besteden, maar sparen.

• Niet werken, maar studeren.

• Pensioenpremie betalen

• Boodschappen doen.

Wat betekent inflatie?

• Geld wordt minder waard.

• Een gemiddelde prijsstijging.

• Renteontvangsten.

• Geld wordt meer waard.

Wat wordt er bedoeld met nominale rente?

• Het rentebedrag dat je ontvangt.

• Het rentepercentage min de inflatie.

• Een rentepercentage tussen de 0% en de 1%.

• Een rentepercentage van meer dan 3%.

Stel: er staat gemiddeld €12.000 op een spaarrekening. Het rentepercentage is 2%. Hoeveel euro rente ontvang je na een jaar?

• €2,40

• €24

• €240

• €2.400

Stel: er staat gemiddeld €3.500 op een spaarrekening. Het rentepercentage is 0,3%. Hoeveel euro rente ontvang je na een jaar?

• €10,50

• €105

• €1.050

• €10.500

Stel:

De inflatie is 2%

Je loon stijgt met 3%

Wat is dan van toepassing?

• Er is een koopkrachtstijging.

• Er is een koopkrachtdaling.

• De koopkracht blijft gelijk.

Het jaar 2019 is het basisjaar.

Bereken het prijsindexcijfer van 2018.

• 90

• 100

• 111

• 78

Het jaar 2019 is het basisjaar.

Bereken het prijsindexcijfer van 2019.

• 90

• 100

• 111

• 115

Het jaar 2019 is het basisjaar.

Bereken het prijsindexcijfer van 2020.

• 90

• 100

• 111

• 115