Persoonsvorm verleden tijd: zwakke en sterke werkwoorden

Persoonsvorm verleden tijd: zwakke en sterke werkwoorden

7th Grade

8 Qs

quiz-placeholder

Similar activities

Woordsoorten

Woordsoorten

KG - 8th Grade

5 Qs

Lydende en bedrywende

Lydende en bedrywende

6th - 8th Grade

9 Qs

Le présent facile

Le présent facile

1st - 12th Grade

5 Qs

Werkwoorde en Selfstandige naamwoorde

Werkwoorde en Selfstandige naamwoorde

6th - 10th Grade

5 Qs

Werkwoordspelling

Werkwoordspelling

KG - University

10 Qs

Nederlands Hoofdstuk 4

Nederlands Hoofdstuk 4

KG - University

11 Qs

Grammatica 3 lj2

Grammatica 3 lj2

1st - 10th Grade

9 Qs

Grammatica Zinsdeels

Grammatica Zinsdeels

1st - 10th Grade

9 Qs

Persoonsvorm verleden tijd: zwakke en sterke werkwoorden

Persoonsvorm verleden tijd: zwakke en sterke werkwoorden

Assessment

Quiz

Other

7th Grade

Hard

Created by

Benjamin Slingerland

Used 19+ times

FREE Resource

8 questions

Show all answers

1.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

10 sec • 1 pt

Geef aan of het werkwoord in de volgende zin een zwak of sterk werkwoord is. Hij liep naar de auto.

Zwak werkwoord

Sterk werkwoord

2.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

30 sec • 1 pt

Geef aan of het werkwoord in de volgende zin een zwak of sterk werkwoord is. Hij zwom in de sloot.

Zwak werkwoord

Sterk werkwoord

3.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

10 sec • 1 pt

Geef aan of het werkwoord in de volgende zin een zwak of sterk werkwoord is. Hij bakt gebakjes.

Sterk werkwoord

Zwak werkwoord

4.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

10 sec • 1 pt

Juist of onjuist? Om te bepalen of een zwak werkwoord op -te(n) of -de(n) eindigt, kijk je naar de klinkers in 't Ex-kofschip

Juist

Onjuist

5.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

10 sec • 1 pt

Geef de juiste vervoeging in de verleden tijd ik-vorm van het werkwoord bijten.

Ik bijtte

Ik bijte

Ik beet

6.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

10 sec • 1 pt

Wat is het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden in de verleden tijd?

Bij zwakke werkwoorden verandert de klank en bij sterke werkwoorden niet.

Bij sterke werkwoorden verandert de klank en bij zwakke werkwoorden niet.

7.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

10 sec • 1 pt

Geef aan welke vervoeging in de verleden tijd juist is.

Wij speeldden

Wij speelden

8.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

10 sec • 1 pt

Geef aan welke vervoeging in de verleden tijd juist is.

Zij raaden

Zij raden

Zij raadden