Bijvoeglijk naamwoord

Klik het bijvoeglijk naamwoord aan. 
De groene appel ligt op het bureau.

• ligt
• appel
• groene

Klik het bijvoeglijk naamwoord aan:
De leuke klas had een vraag over één van de zinnen.

• leuke
• klas
• vraag

Klik het bijvoeglijk naamwoord aan
De haastige automobilisten staan daar vaak in de file.

• de
• automobilisten
• haastige
• staan

Klik het bijvoeglijk naamwoord aan
De dikke jas is perfect voor de winter. 

• dikke
• jas
• perfect

Klik het bijvoeglijk naamwoord aan
Het ijzeren hek is gesloten

• ijzeren
• hek
• gesloten 

Klik het bijvoeglijk naamwoord aan 
Het zwarte telefoonhoesje is kapot gegaan

• telefoonhoesje
• het
• zwarte
• gegaan

Klik de juiste bijvoeglijk naamwoorden aan
De grote man dronk een klein glaasje cola

• man + dronk
• grote + cola
• grote + klein
• de + glaasje

Klik het bijvoeglijk naamwoord aan 
De gekke juf vindt groep 7 wel een leuke klas

• leuke + klas
• gekke + leuke
• leuke + klas
• gekke + juf 

Klik het bijvoeglijk naamwoord aan. 
De oude man vond het eng om over de hoge brug te lopen

• oude + hoge
• hoge + brug
• oude + man
• eng + lopen

Klik het bijvoeglijk naamwoord aan 
De lieve meisjes droegen roze strikjes in hun haar. 

• lieve + meisjes
• lieve + haar
• lieve + roze
• droegen + roze