Prijselasticiteit

Prijselasticiteit

11th - 12th Grade

6 Qs

quiz-placeholder

Similar activities

Kosten en opbrengsten (recurrent, niet recurrent)

Kosten en opbrengsten (recurrent, niet recurrent)

11th - 12th Grade

11 Qs

Monopolie

Monopolie

11th - 12th Grade

6 Qs

Levensloop

Levensloop

11th - 12th Grade

6 Qs

Inflatie & Geldontwaarding

Inflatie & Geldontwaarding

11th - 12th Grade

6 Qs

Maximumprijzen

Maximumprijzen

11th - 12th Grade

6 Qs

Kostensoorten

Kostensoorten

11th - 12th Grade

6 Qs

Break Even Analyse

Break Even Analyse

11th - 12th Grade

6 Qs

De vrachtbrief

De vrachtbrief

KG - 12th Grade

10 Qs

Prijselasticiteit

Prijselasticiteit

Assessment

Quiz

Other Sciences

11th - 12th Grade

Medium

Created by

M Nicolai

Used 19+ times

FREE Resource

6 questions

Show all answers

1.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

3 mins • 1 pt

Bij een prijs van € 1,50 per bos worden op een bloemenveiling 900 bossen gele anjers verkocht. De veilingdirectie neemt aan dat de prijselasticiteit van de vraag naar deze bloemen -1,3 is. Hoeveel bossen worden er verkocht bij een prijs van € 1,80?
549
666
692
861

2.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

3 mins • 1 pt

Gegeven is de vraagfunctie Qv = -30p + 300. Hoeveel bedraagt de prijselasticiteit van de vraag als de prijs stijgt van € 4 naar € 5?

-30

-1,5

-1

-0,67

3.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

1 min • 1 pt

Twee beweringen over prijselasticiteit en omzet.

I. Bij een inelastische reactie zal een prijsdaling leiden tot een omzetstijging.

II. Bij een elastische reactie zal een prijsstijging leiden tot een omzetdaling.

Welke bewering(en) is/zijn juist?

Beide beweringen zijn juist.

Bewering I is juist, bewering II is onjuist.

Bewering II is juist, bewering I is onjuist.

Beide beweringen zijn onjuist.

4.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

2 mins • 1 pt

Een aanbieder van schoolagenda's merkt op dat bij een prijsverhoging van 10% zijn afzet met 15% daalt. De prijselasticiteit van de vraag is ..I.., de reactie is ..II... Hieruit volgt dat de omzet ...III...
I: -1,5, II: elastisch, III: daalt
I: -0,67, II: inelastisch, III: stijgt

5.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

1 min • 1 pt

Een ondernemer besluit een product hij dat de laatste tijd weinig verkoopt in prijs te verlagen. Het gevolg van deze actie is dat de omzet van het product stijgt. Welke reactie gaat hieraan vooraf?
Een elastische reactie.
Een inelastische reactie.

6.

MULTIPLE CHOICE QUESTION

1 min • 1 pt

Maak de volgende stelling correct: 'Een reactie op een prijsstijging zal ...I... als er meer ...II... beschikbaar zijn'.

I = elastischer, II = complementaire goederen

I = minder elastisch, II = complementaire goederen

I = elastischer, II = substitutiegoederen

I = minder elastisch, II = substitutiegoederen